Vuurstenen vuistbijl op de Coevering, 4.200-2.000 v.Chr.

Door: Geert van der Hofstad

 

In 1978–1979 werd op de Coevering 9 in Eerde een vuurstenen bijl gevonden (afbeelding 1). De afmetingen van deze bijl zijn niet bekend en de huidige verblijfplaats van de vondst is eveneens onbekend. Het is dus niet mogelijk de bijl nader te bestuderen, maar het gaat om een soortgelijk object als door Sjaan van Dijk–Slaats in september 2014 in de Vogelzang in Erp werd gevonden (afbeelding 2). Zie artikel Stadskrant. We doen daarom een oproep aan de huidige eigenaar om zich bij ons te melden zodat de bijl in Archis geregistreerd kan worden.

 

Op basis van afbeelding 1 heeft een expert de vuurstenen bijl voor deze website beschreven.

Hier zijn omschrijving: “De bijl is, zoals je op de foto kunt zien, licht beschadigd aan de smallere achterzijde. Deze oppervlakkige schade is waarschijnlijk ontstaan door hevige schokken in de schachting (de steel of de vork) tijdens het hakken van hout.Het kwam bij het houthakken overigens ook geregeld voor, dat te grote frictie op de bijl de vuursteen overdwars deed splijten. Vuursteen is namelijk wel hard, maar zeker niet onbreekbaar.

Afbeelding 1. Vuurstenen bijl gevonden op de Coevering 9 in Eerde. Foto uit de collectie van Tony van Geffen, maker onbekend.

De vuurstenen bijl is verkleurd tijdens zijn langdurige verblijf in de bodem. De van oorsprong lichtgrijze vuursteen heeft een roestbruine kleur gekregen, doordat de vuursteen onderhevig is geweest aan de infiltratie van ijzerdeeltjes in het grondwater. Dit is in onze contreien een normaal proces, dat verband houdt met de hier overwegend aanwezige zandbodems.

De vuurstenen bijl is een gepolijste vuurstenen bijl van het type “Flint-ovalbeil”, dit exemplaar dateert uit de periode van het Midden-Neolithicum (4200-2850 v.Chr.) tot en met het Laat-Neolithicum (2850-2000 v.Chr.).

Afbeelding 2: Gepolijste neolithische bijl gevonden in 2014 door Sjaan van Dijk– Slaats op de Vogelzang in Erp. Bron: Stadskrant Veghel, november 2015.

Tijdens het Neolithicum woonden de mensen in nederzettingen op een vaste plek (met andere woorden: ze leefden “sedentair” en niet meer nomadisch, zoals de jager-verzamelaars die hen vooraf gingen) en hielden zich in en rondom die nederzettingen hoofdzakelijk met landbouw en veeteelt bezig.

Deze gepolijste vuurstenen bijlen werden eigenlijk uitsluitend gebruikt om hout mee te kappen (bij het kappen van bomen om open plekken in de uitgestrekte bossen te creëren, waar dan nederzettingen en akkers verrezen, maar ook om hout te verkrijgen om als brandstof te gebruiken en voor de bouw van boerderijen en bijgebouwen). Ook werden enkele van deze bijlen - in ongebruikte staat - ritueel gedeponeerd (geofferd), dikwijls op moerassige of natte plekken.

De vuursteen waarvan deze bijlen zijn vervaardigd was in onze contreien (i.e. de provincies Noord-Brabant en Limburg) over het algemeen zuidelijke vuursteen (Maas-vuursteen), afkomstig uit Zuid-Limburg en Noordoost-België. De vuursteen werd daar tijdens het Neolithicum gewonnen in ondergrondse vuursteenmijnen. De bekendste neolithische vuursteenmijnen op het huidige Nederlandse grondgebied lagen in Rijckholt, Sint-Geertruid en Valkenburg in Zuid-Limburg.

Deze bijl zal tijdens het gebruik ongetwijfeld vastgezet zijn geweest in een houten steel, die was gevormd uit een (vaak gevorkte) boomtak en dan met behulp van strak vast gebonden vezeltouw en berkenteer aan die steel bevestigd. Hoewel deze bijlen van de harde vuursteen waren vervaardigd, konden ze tijdens het gebruik toch breken. Er worden dan ook regelmatig gebroken exemplaren van “Flint-ovalbeilen” gevonden.