Het verhaal van Den Oiver

 

Waar de naam 'ooiver' vandaan gekomen is.

 Dat is door Bernard van Dam uit Eerde in 1956 als volgt verhaald:

'Sinds mensenheugenis had tot omstreeks midden der vorige (19de) eeuw de boerderij in Grodonk, nu bewoond door Nol van de Wijst, een ooievaarsnest op het dak gehad, die elk jaar een koppel ooievaars voor broedplaats diende. Boer Vogelers, die toen al 25 jaar op de boerderij woonde en geweldig trots was op zijn jaarlijks terugkerende 'hooggeplaatste personen', waakte angstvallig voor de veiligheid van het nest en deed verder al het mogelijke om zijn bewoners ten gerieve te zijn.

Videobeelden Martien de Greef

Een van onze (Eerdse) eerste pastoors had op een aan de kerk behorend perceel grond een soort wandelpark laten aanleggen: symmetrisch lopende laantjes in een bosschage van hoge en lage houtsoorten en midden in een door een gracht omgeven heuvel, waarop een rustgelegenheid. Het geval kreeg onmiddellijk de naam 'Koepel' en zou die nog hebben, ware het niet dat de nieuwe weg het hele perceel heeft opgeslokt. Op een onzalig ogenblik rijpte bij mijnheer pastoors
opvolger het nog onzaliger idee, dat zijn 'Koepel' eigenlijk niet volmaakt was, zolang hij niet bewoond werd door het koppel ooievaars en dies kreeg in het vroege voorjaar de koster, tevens tuinknecht, orders om al het mogelijke in het werk te stellen teneinde 'vadertje Langbeen' naar de Koepel te lokken. Er kwam een stevig geschoorde, boven alle bosschage uitstekende paal midden op het heuveltje te staan. Op de top werd een oud karrad aangebracht, waarop de nodige dorre takken werden gelegd. Op het nest werden allerlei ooievaarslekkernijen
gedeponeerd, zelfs aan touwtjes kikvorsen getuierd en ... wat niemand verwacht had: de ooievaar liet zich omkopen, begon in de Koepel te 'timmeren' (nestelen) en zat een paar weken later netjes op eieren. Pastoor natuurlijk in zijn nopjes en boer Vogelers woedend. Die woede liep zo hoog, dat hij zich op een Zaterdagmiddag liet verleiden tegen zijn knecht te zeggen: "Janus, as ge t'aovond de ooivers kapot schiet krijg'de enen riksdoalder!" Nu was het in die tijden zo dat er voor een riks haaast of heel een moord gepleegd werd; waarom dus niet op een ooievaar? ... En zo knalden er dien maannacht een paar schoten en lag 's Zondagsmorgens het ooievaarspaar pierdood met strakke benen op het nest.

Afbeelding: Collectie NoordBrabants Museum

 

De consternatie die het geval in ons dorpke (Eerde) verwekte zullen we maar overslaan, maar 's namiddags was het dien Zondag op de beugelbaan zo mogelijk nog drukker dan op andere Zondagen. Tot de vaste beugelliefhebbers behoorden ook enige Veghelaren van het Haveneind en toen tegen de avond het Angelus werd geluid, de 'slegers' stil vielen, de petten van de koppen gingen en door al wat Eerdenaar was in eerbiedige houding de Engel des Heren gebeden werd, maakte een die Veghelaren, alsof hij het nog nooit had horen luiden, de opmerking: "wa nou?...Wordt hier geluid?....

... Woar goa' da op? ... prompt kwam van een zijner trawanten het antwoord: "Witte da nog nie, Bert? ... De pastoor zennen ooiver wordt overluid!"... Dat was een rechtstreekse belediging; dat namen de Eerdse boeren niet! De koppen werden bij elkaar gestoken, de broekzakken afgevoeld of de kniep nog op haar plaats zat en even later woedde er op de beugelbaan een complete veldslag die overtuigend liet zien, dat de ooiver van Eerde allesbehalve dood was en nog terdege met zijn snavel van zich af kon hakken. Voor zijn geweld moesten de Veghelse 'kuuskes' op de loop, maar de Eerdenaar kreeg en behield van die tijd af zijn scheldnaam 'Eerdese ooiver'.

Tot hoeveel knokpartijtjes met 'buitendorpse' de scheldnaam in de loop der tijden aanleiding heeft gegeven is niet bij benadering te zeggen. En hoe geraffineerd ging dat pesten van die buitendorpers ooit! ... Zo kon het gebeuren dat er een paar midden in het dorp strak naar een denkbeeldige ooievaar in de lucht stonden omhoog te staren onder de uitroep: "Wa' is ie hoo-o-og!" Zo kon een cafebezoeker zijn borrel onderste boven plaatsen en de voet met enige lucifers beleggen, om aan te duiden, dat "den ooiver aan 't timmeren" was. Het 'op een poot staon' heb ik meermalen zien demonstreren. Dan werd een der voeten zo strak mogelijk tegen het kruis aangetrokken onder een uitroep als "Oejoei! menne voewt sloapt!"...
Maar dit alles kon slechts gebeuren (en dan was het nog erg gewaagd!) op schoonlichte dag. 's Avonds bracht niemand zo'n spelletje er zonder kleerscheuren af!

Met de tijden zijn ook in Eerde de zeden veranderd en vandaag de dag is er geen Eerdenaar die nog reageert bij het horen van het woord 'ooiver'. Maar ... "Da komt," zou Driek Bus gezegd hebben, "omda diej jong van tiggesworrig gin hart mer in der lijf hebben!" Driek was heel anders van harte! ...

Tot zover Bernard van Dam. Het is op basis van zijn verhaal lastig om het gebeuren goed te dateren. De parochie Eerde werd in 1840 gesticht en Van Dam heeft het over een van de eerste pastoors. Het gebeuren zal zich dan eind negentiende eeuw afgespeeld hebben. De spotnaam Reigers zou dus ook zo ver terug kunnen gaan. Was het misschien een weerwoord van de Eerdenaren op spot door inwoners van Zijtaart vraagt Martien van Asseldonk zich af op de website Oud Zijtaart.   

De Zijtaartse Reiger en d' Eerdse Oiver  

Bronnen: Willem de Becourt, Volksverhalen in Noord-Brabant (1980)
263; L. van Miert, 'Spotnamen van Noord-Brabantse plaatsen' in: Studieën:
godsdienst, wetenschap en letteren 
94 (1920) 59; mededeling Evert Bosch

d.d. 14 januari 2007; Bernard van Dam, 'Waarom heten die van Eerde 'Ooivers'?
in: Brabants Heem 8 (1956) 150-151.

Martien van Asseldonk